Hierbij een opsomming van de 51 Sutra’s in Samãdhi Pãda (eenheidsbeleving) uit het boek de Yoga Sutra’s van Patañjali door Dr. I.K. Taimni.

  1. Hierbij een uiteenzetting van Yoga.
  2. Yoga is het stilzetten van de wijzigingen van het denken.
  3. Dan is de ziener gevestigd in zijn eigen essentiële en fundamentele aard.
  4. In andere staten is er assimilatie (van de ziener) met de modificaties (van het denken).
  5. Er is een vijftal modificaties van het denken en deze zijn pijnlijk en niet-pijnlijk.
  6. Deze zijn (1) juiste kennis, (2) onjuiste kennis, (3) verbeelding(fantasie, imaginatie) (4) slaap en (5) geheugen.
  7. (Feiten van) juiste kennis (zijn gebaseerd op) direct inzicht, gevolgtrekking of getuigenis.
  8. Onjuiste kennis is een foutief begrip omtrent iets waarvan de ware vorm niet overeenstemt met zo’n verkeerde opvatting.
  9. Een beeld dat door woorden wordt opgeroepen zonder enige substantie (om te schragen) is verbeelding of imaginatie.
  10. Die wijziging van het denkvermogen, die gebaseerd is op afwezigheid van elke inhoud, is slaap.
  11. Herinnering is niet toelaten dat iets dat men ervaren heeft, verdwijnt.
  12. Onderdrukking hiervan (wordt tot stand gebracht) door nooit aflatende beoefening en ongehechtheid.
  13. Abhyãsa is de poging om stevig gegrondvest te zijn in die staat (namelijk van Citta-Vrtti-Nirodha).
  14. Deze (namelijk de Abhyãsa, oefening) raakt stevig gefundeerd (mits) lange tijd voortgezet, zonder onderbreking en met eerbiedige toewijding.
  15. Het besef van volmaakte beheersing (over de begeerten) in iemand die heeft opgehouden te dorsten naar objecten, zowel zichtbare, is vairagya, ongehechtheid.
  16. Dat is de uiteindelijke Vairãgya (ongehechtheid) waarin , dankzij het zich bewust (gewaar) zijn van de Purusa, ook de geringste begeerte naar de Guna’s ophoudt.
  17. Samprajñãta Samãdhi is wat vergezeld gaat van beredenering, bespiegeling, gelukzaligheid en het besef van louter Zijn.
  18. De resterende indruk die in het denken achterblijft bij het loslaten van pratyaya (bewustzijnsinhoud) na voorafgaande oefening, is de andere (namelijk Asamprajnata Samadhi)
  19. Van Videha’s (diegenen die zonder lichaam zijn) en van Praktrilaya’s (diegenen die in de materie opgaan) is geboorte de oorzaak.
  20. (In het geval) van anderen (namelijk Upãyapratyaya Yogi’s) wordt het voorafgegaan door geloof en vertrouwen, energie, een goed geheugen, en een graad van intelligentie, die nodig zijn voor Samãdhi.
  21. Samãdhi is zeer dicht bij hen wier verlangen (naar Samãdhi ) zeer sterk is.
  22. Een verder onderscheid (ontstaat) door slappe, matige of intense (aard van de middelen die worden aangewend).
  23. Of door zelfovergave aan God
  24. Isvara is een bijzondere Purusa, onberoerd door de bezoekingen van het leven, handelingen en de gevolgen en de indrukken teweeggebracht door deze handelingen.
  25. In hem is de verhevenste grens van alwetendheid.
  26. Daar Hij niet geconditioneerd is door tijd, is Hij de leraar, zelf van de Ouden.
  27. Zijn aanduider is (Hij wordt aangeduid door) ”OM”
  28. Voortdurende herhaling ervan en meditatie op de betekenis ervan.
  29. Hieruit (volgt) het verdwijnen van de beletselen en het naar binnen wenden van het bewustzijn.
  30. Ziekte, loomheid, onachtzaamheid, luiheid, wereldsgezindheid, begoocheling, onvermogen om vaste voet te verkrijgen; onstandvastigheid, dit negental veroorzaakt de verwarring van het denken en dat zijn de belemmeringen.
  31. (Mentale) pijn, wanhoop, nervositeit en zware ademhaling zijn symptomen van een denken dat in een verstrooide toestand is.
  32. Om deze belemmeringen uit de weg te ruimen, (moet er zijn) een voortdurend (onafgebroken) beoefening van één waarheid of beginsel.
  33. Het denkvermogen wordt gelouterd door houdingen aan te kweken van vriendelijkheid, mededogen, blijheid, onverschilligheid ten aanzien van respectievelijk geluk, ellende, deugd en verdorvenheid.
  34. Of door uitademen en vasthouden van de adem
  35. Het tot werking (functioneren) komen van de (hogere) zintuigen is ook behulpzaam (van hulp) bij het standvastig maken van het denkvermogen.
  36. En eveneens door innerlijk ervaren toestanden van kalmte of verlichting.
  37. En ook het denkvermogen vast gericht te houden op diegenen die vrij van gehechtheid zijn (helpt standvastigheid te verkrijgen).
  38. Ook (zal het denken) dat steunt op kennis, ontleend aan dromen of de droomloze slaap (standvastigheid verkrijgen).
  39. Of desverlangd door meditatie.
  40. Zijn meesterschap reikt van het allerkleinste atoom tot de wijdste oneindigheid.
  41. In het geval van iemand wiens Citta-Vrtti’s bijna uitgeroeid zijn, wordt samensmelting of algeheel in elkaar opgaan van kenner, het kennen (weten) en het gekende tot stand gebracht, zoals het gebeurt met een doorschijnende edelsteen (liggend op een gekleurd oppervlak).
  42. Savitarka Samãdhi is die staat van Samãdhi waarin (a) kennis, die alleen maar op woorden is gebaseerd: (b) waarachtige kennis en (c) gewone kennis, gebaseerd op zintuigelijke waarneming of beredenering, doorgemengd aanwezig zijnen het bewuste denken (de aandacht) zich daar afwisselend op richt.
  43. Als het geheugen helderder wordt, als het denken zijn essentiële aard (de subjectiviteit) als het ware verliest, en alleen de waarachtige kennis omtrent het object straalt (door het denkapparaat heen), bereikt men Nirvitarka Samãdhi.
  44. Hiermee (namelijk hetgeen in de vorige twee Sutra’s is gezegd) zijn Savicãra en Nirvicãra Samãdhi en subtielere stadia (I-17) ook uiteengezet.
  45. Het terrein van Samãdhi, die zich bezighoudt met subtiele objecten, strekt zich uit tot Alinga (laatste) stadium van Guna’s.
  46. Deze (stadia, corresponderend met subtiele objecten) vormen slechts Samãdhi met ‘zaad’.
  47. Het verkrijgen van de allerhoogste zuiverheid van het Nirvicãra-stadium van Samãdhi, begint het geestelijk licht te dragen.
  48. Daar is het bewustzijn de drager van de Waarheid en Gerechtigheid.
  49. Kennis die gebaseerd is op gevolgtrekking of getuigenis, is anders dan directe kennis verkregen in de hogere staten van bewustzijn (I-48) omdat ze zich beperkt tot een speciaal object (of aspect).
  50. De indruk daardoor (namelijk Sabija Samãdhi) teweeggebracht, staat andere indrukken in de weg.
  51. Bij het stilzetten ook daarvan wordt, dankzij het stilleggen van alle (modificaties van het denkapparaat), Samãdhi ‘zonder Zaad’ (bereikt).