Hierbij een opsomming van de 34 Sutra’s in Kaivalya Pãda (eenwording) uit het boek De Yoga Sutra’s van Patañjali door Dr. I.K. Taimni.

  1. De Siddhi’s (occulte vermogens) spruiten voort uit geboorte, bedwelmende middelen, Mantra’s, harde strenge leefwijze of onthouding, en/of Samãdhi.
  2. De transformatie van de ene soort in en andere vindt plaats door overvloeien van natuurlijke tendensen en potenties.
  3. De incidentele oorzaak zet de natuurlijke tendensen niet aan tot werkzaamheid; ze werkt alleen maar de belemmeringen weg, net als een boer(die zijn akker besproeit).
  4. kunstmatig geschapen denkvermogens (komen) alleen maar (voort uit) het gevoel van ‘ik-ben-heid’, de ‘ik-gedachte’, egoïsme.
  5. Het ene (natuurlijke) denkvermogen is dat wat de vele (kunstmatige) denkvermogens richt en in beweging zet bij hun verschillende werkzaamheden.
  6. Van deze is het denkvermogen dat uit meditatie is geboren, vrij van Samskãra’s
  7. Karma’s zijn noch wit, nog zwart (noch goed, noch slecht) waar het Yogi’s betreft, waar het anderen betreft zijn ze van drieërlei aard.
  8. Van hieruit worden slechts drie tendensen gemanifesteerd, waardoor de condities gunstig zijn.
  9. Zelf als er scheiding is door rang of stand, plaats en tijd, is er verhouding van oorzaak en gevolg, omdat de herinnering en de indrukken gelijk van vorm zijn.
  10. En er is geen begin van hen, (want) de begeerte om te leven is eeuwig.
  11. Daar ze samengebonden zijn als oorzaak-gevolg , substraat-object, verdwijnen ze (de gevolgen , namelijk Vãsanã’s) bij het verdwijnen van hun oorzaak (namelijk Avidyã).
  12. Verleden en toekomst bestaan in hun eigen (ware) vorm. Het verschil van de Dharma’s, bestaat wegens het verschil in paden.
  13. Of ze manifest of niet-manifest zijn, ze zijn van de aard van de Guna’s.
  14. De essentie van het object is gelegen in het unieke van de transformatie (van de Guna’s).
  15. Daar het object hetzelfde, is het verschil tussen de twee (het object en de waarneming ervan) toe te schrijven aan het verschil van pad (van de denkvermogens).
  16. Ook hangt een object niet af van een denkvermogen; wat zou ervan worden, als het niet door dat denkvermogens werd gekend?
  17. Doordat het denken door het object gekleurd of niet gekleurd wordt, wordt het object gekend of niet gekend.
  18. De wijzigingen van het denkvermogen zijn zijn heer altijd bekend, wegens de onveranderlijkheid van de Purusa.
  19. Ook is het niet zichzelf-verlichtend, want het is waarneembaar.
  20. bovendien is het onmogelijk dat het beide tegelijk is (waarnemer en waargenomene).
  21. Als waarneming van het ene denkvermogen door het andere (wordt verondersteld), zouden we ook waarneming van waarnemingen en ook verwarring van herinneringen moten aannemen.
  22. Door zelfwaarneming verkrijgt men kennis van de eigen aard, als het bewustzijn die vorm aanneemt, waarin het niet van de ene plaats naar de andere gaat.
  23. Het door de kenner (dat wil zeggen, de Purusa) gekleurde denkvermogen en het Gekende is alles omvattend.
  24. Hoewel gevarieerd door ontelbare Vãsanã’s handelt (het denkvermogen) voor een ander (namelijk Purusa) want het handelt in samenwerking.
  25. Het ophouden (van iemands begeerte) om te toeven in het Ãtmisch bewustzijn, omdat hij het onderscheid heeft gezien.
  26. Dan, is het denkvermogen geneigd onderscheid te maken en koers te zetten naar Kaivalya.
  27. In de tussenpozen ontstaan andere Pratyaya’s door de kracht van de Samskãra’s.
  28. Het verwijderen van deze Pratyaya’s evenals dat van de Klesa’s, vindt plaats zoals reeds beschreven.
  29. In het geval van iemand die in staat is een ononderbroken toestand van Vairãgya te handhaven, zelfs tot de verhevenste staat van verlichting, en de verhevenste staat van verlichting, en de verhevenste soort van onderscheidingsvermogen.
  30. Dan volgt het vrij zijn van Klesa’s en Karma’s.
  31. Ten gevolge van het zich ontdoen van alle verduisteringen verontreiniging (onzuiverheden), is dat wat (door het denkvermogen) gekend kan worden slechts weinig in vergelijking met de oneindigheid van het weten (verkregen door Verlichting).
  32. Als de drie Guna’s hun doel bereikt hebben, komt het proces van veranderingen( in de guna’s) tot eind.
  33. Kramah is het proces dat overeenkomt met momenten die grijpbaar en begrijpbaar worden op het allerlaatste eind van de transformatie (van de Guna’s)
  34. Kaivalya is de staat (van Verlichting) volgend op het wegvallen van de Guna’s, doordat deze losgemaakt worden van het doel van de Purusa. In deze staat is de Purusa gevestigd (gezeteld) in zijn Ware aard, en deze is Louter Bewustzijn. Einde.